top of page

Zelfdeterminatietheorie

Hoe kunnen we er voor zorgen dat mensen met goesting doen waar ze mee bezig zijn? Als werknemer, als vrijwilliger, als ouder, als partner, als vriend? Met goesting uit bed komen om de dag aan te vatten, energie kunnen opdoen tijdens de (werk)dag, en vervuld de dag eindigen? Ook niet te veel goesting echter, want het gebeurt dat mensen vanuit een overvloed aan energie té veel hooi op de vork nemen, niet de nodige rustpauzes inlassen, en daardoor zichzelf voorbijlopen.

 

Intrinsieke Motivatie

Intrinsieke motivatie is dé sleutel om mensen met goesting hun ding te laten doen. Motivatie kan je zien als de goesting om actie te ondernemen (Ryan & Deci, 2000). Intrinsieke motivatie betekent dat je tot actie komt vanuit jezelf, niet omdat het je opgelegd wordt, maar omdat die actie op zich al plezier en voldoening schenkt, vervulling geeft (Ryan & Deci, 2000). Intrinsieke motivatie zorgt trouwens ook voor kwaliteitsvolle resultaten omdat de creativiteit en leergierigheid op een positieve manier wordt aangesproken (Ryan & Deci, 2000).

Paradox: intrinsieke motivatie bewerkstelligen

Leiders (en we definiëren leiders als mensen die, hiërarchisch of niet, een voorbeeldfunctie en trekkersrol hebben naar anderen) hebben er dus baat bij dat mensen, vanuit zichzelf, hun taak met goesting opnemen. Hier zit echter een paradox: bewerkstelligen dat anderen intrinsiek gemotiveerd geraken?

Intrinsieke motivatie valt namelijk niet te forceren.  Als leidinggevende kan je er wel voor zorgen dat de taak op zich aangenaam is én dat het ‘waarom’ van een taak zo dicht mogelijk aanschurkt bij wat die persoon belangrijk vindt, het waarom van de taak congruent is met zijn of haar waarden.  Het is namelijk belangrijk dat de reden om een taak te volbrengen er niet in bestaat een of andere straf te ontlopen, maar gewoon aansluit bij het eigen welbevinden (Ryan & Deci, 2000). 

Self Determination Theory

De meest gangbare theorie die inzicht geeft in het werken rond motivatie is de Self Determination Theory (SDT). De kern bestaat erin taken te laten aansluiten bij de eigen authentieke persoon, zodat men functioneert in overeenstemming met wie men is en wil zijn, conform de eigen kern en waarden (Kernis, 2003). Hiervoor zijn drie essentieel: de psychologische noden die elk individu heeft 1) Autonomie, 2) Competentie en 3) Verbinding (Deci & Ryan, 2000; Ryan, 1995).

Autonomie en Competentie

Wat Autonomie en Competentie betreft, daar kunnen we beknopt over zijn. Autonomie is de universele drang om beslissingen te nemen vanuit de authentieke kern van een persoon; competentie is de mate waarin men het gevoel heeft dat men in staat is een doel te bereiken (Pavey, Greitemeyer, & Sparks, 2011). Deze autonomie ontstaat niet vanuit rebellie of een wens compleet onafhankelijk te zijn, maar wel vanuit een diep persoonljk verlangen om bij te dragen tot en zich te integreren in het sociale weefsel (Koestner & Losier, 1996).

Deze twee zaken spreken voor zich en organisaties hebben er een beeld van hoe ze dit kunnen bekomen. Of ze dit toepassen is een andere zaak, en laten we hier buiten beschouwing…

Verbinding

Verbinding is een moeilijker thema, zeker in tijden van eenzaamheid (Baumeister & Leary, 1995), een actueel maatschappelijk thema. Verbinding blijkt een echte menselijke noodzaak te zijn, en is het resultaat van een wederzijdse nood tussen mensen naar betekenisvolle relaties (Baumeister & Leary, 1995).  Verbinding blijkt zelfs de belangrijkste van de drie pijlers te zijn: zonder verbinding zal de ontwikkeling van autonomie en competentie geen voedingsbodem krijgen (van Dierendonck, 2012).

 

Verbinding is een gegeven dat zich afspeelt op verschillende niveaus. Men zou verbinding kunnen beperken tot een zich verbonden weten met mensen rondom zich (Pavey et al., 2011), met vrienden, familie en wat collega’s bijvoorbeeld.

 

Het gaat echter verder dan dat…

Bibliografie

Baumeister, R. F., & Leary, M. R. (1995). The need to belong: desire for interpersonal attachments as a fundamental human motivation. Psychological Bulletin, 117(3), 497–529. Retrieved from http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/7777651

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The "What " and "Why " of Goal Pursuits : of Behavior Human Needs and the Self-Determination. Psychological Inquiry, 11(4), 227–268.

Kernis, M. H. (2003). Toward a conceptualization of optimal self-esteem. Psychological Inquiry, 14(1), 1–26. Retrieved from http://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1207/S15327965PLI1401_01

Koestner, R., & Losier, G. F. (1996). Distinguishing Reactive versus Reflective Autonomy. Journal of Personality, 64(2), 465–494. https://doi.org/10.1111/j.1467-6494.1996.tb00518.x

Pavey, L., Greitemeyer, T., & Sparks, P. (2011). Highlighting relatedness promotes prosocial motives and behavior. Personality and Social Psychology Bulletin, 37(7), 905–917. https://doi.org/10.1177/0146167211405994

Ryan, R. M. (1995). Psychological needs and the facilitation of integrative processes. Journal of Personality, 63(3), 397–427.

Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Intrinsic and Extrinsic Motivations: Classic Definitions and New Directions. Contemporary Educational Psychology, 25(1), 54–67. https://doi.org/10.1006/ceps.1999.1020

van Dierendonck, D. (2012). Spirituality as an Essential Determinant for the Good Life, its Importance Relative to Self-Determinant Psychological Needs. Journal of Happiness Studies, 13(4), 685–700. https://doi.org/10.1007/s10902-011-9286-2

 

bottom of page