top of page

Interview met Bart Weetjens

 

Elk interview  werd afgenomen en uitgeschreven door mezelf. Ik ben journalist noch copywriter, en mogelijk bevat dit interview taalkundige onjuistheden. So be it. Ik steek liever al mijn energie in de inhoud, en hoop dat jij als lezer dit ook zo kan lezen... Lees hier wat meer over de totstandkoming van de interviews...

PHOTO-2019-11-30-13-58-03.jpg

Geboren in 1966. Zen monnik. Stichter van Apopo, mede-bezieler van the Wellbeing Project voor sociaal ondernemers, oprichter van La Grande Terre.

 

Over drugs, het kweken van ratten voor landmijndetectie, het opstarten van een grote NGO,  misplaatste nederigheid, jezelf tegenkomen, mededogen, zelfzorg, spiritual bypassing.

 
Moeilijke jeugd

Ik kom uit een super-katholiek gezin waar er gebrek was aan veiligheid. De schijn werd hoog gehouden. Normaal gezien zijn ouders er voor de kinderen, bij ons was dat omgekeerd.  Ik kom uit een situatie waar de bestaansreden van de kinderen de pracht en praal van de ouders was. Van zodra ik kon, heb ik de ouderlijke woning in Antwerpen verlaten om op kot te gaan in diezelfde stad. Ik studeerde er productontwikkeling, en ik kwam ineens in een bohemien artistiek alternatief milieu terecht. Ik was daar niet klaar voor, en ging ineens met van alles en nog wat experimenteren.

​

Experimenteren met drugs

Laat ons zeggen dat ik stevig gefeest heb. Het derde jaar is het fout gelopen. Ik ben daar ver in gegaan, ik heb geëxperimenteerd met hard drugs, heroïne, cocaïne, LSD. Met die LSD is het fout gelopen. Ik deed de grote stommiteit om 10 van die dosissen ineens in te slikken. Mijn neurotransmitters zijn dan helemaal in de war geraakt, met als resultaat een psychose. Ik belandde voor zes weken in een isolatiecel, gevolgd door drie maanden in de psychiatrie. Zo stijf als een hark van de neuroleptica (Haldol) ben ik in november aan mijn vierde jaar universiteit begonnen. Uiteindelijk heb ik geen enkel jaar verloren, ook al was dat vierde jaar heel moeilijk voor mij.

​

Zen

Ik ben door die moeilijke periode geraakt met heel veel liefde en zorg, en ook door het leren beoefenen van Zen. Zo heb ik mezelf terug kunnen vinden, door lichaam en geest tezamen proberen te krijgen. Dat waren heel moeilijke jaren, en het heeft in totaal 10 jaar geduurd, tussen het accident (toen ik 21 was) en het moment dat ik helemaal geen medicatie meer nodig had. Dat was ook het jaar dat ik naar Afrika vertrok.

​

Goede zorg

Ik ben er heilig van overtuigd dat het de mensen zijn die ik ben tegen gekomen, soort van getuigen, die mij er door hebben gehaald. In die hele periode van psychiatrisch patiënt te zijn, toen ik volledig afhankelijk was van zorg, had ik een zeer goede psychiater, en een heel goede psycholoog. Mijn ouders waren ineens ook helemaal wakker geschoten, beseffende wat ze gedaan hadden, en stonden er elke dag voor mij.

​

Deze mensen allemaal, en ook de hulp van een bevriend priester van mijn ouders, die perfect wist hoe de vork aan de steel zat, hebben mij erdoor gehaald. Die priester was ook mijn geestelijke begeleider. Dat bedoel ik dus met heel veel zorg en liefde. Zonder dit alles was ik er, vrees ik, niet uitgeraakt. Uiteindelijk gaat het over trauma, gekwetstheid, verdriet, dat op zich niet écht verwerkt kan worden zonder steun, zonder een vertrouwelijk klankbord.  Indien trauma niet verwerkt wordt, dan vindt het zijn weg in één of andere vorm van agressie, agressie naar anderen, of agressie naar onszelf.

​

Omkadering

Het hoofd van de afdeling productontwikkeling, de socioloog, psycholoog én filosoof Mic Billet gaf me een tweede kans om terug naar de universiteit te keren. Die heeft toen een soort van donderpreek gehouden aan alle studenten, aan heel de alternatieve scène die zich met psychoactieve stoffen bezig hield. ‘Weet goed wat je doet, je speelt er wel mee. Bart heeft hier nu iets voor, dit kan jullie ook overkomen. Denk twee keer na en wees verantwoordelijk.’

​

Eerste Job

Dankzij Zen beoefening, voortdurende begeleiding en degelijke zorg is het toch wel goed gekomen met mij, en ben ik uiteindelijk zelfs afgestudeerd met grote onderscheiding. Ik had onmiddellijk een kei-goede job in de industrie. Als jong afgestudeerde kreeg ik onmiddellijk veel verantwoordelijkheid, ongetwijfeld té veel verantwoordelijkheid voor iemand zonder ervaring. Ik kon me ook niet vinden in het lineaire, het bedrijfsmatige.

 

Ik was veel te ver weg gegaan in de andere richting, het verschil tussen het lineaire enerzijds, en het anarchistische anderzijds was te groot. Met lineair bedoel ik het niet-realistische, het gedisconnecteerde: het proces van extractie, productie, consumptie en wegwerpen. Dit terwijl we in een circulaire wereld leven, de realiteit is circulair, niet lineair. Alle economische modellen, tot dan toe, waren lineair. Ik spreek van de vroege jaren ’90, concepten als cradle-to-cradle design of circulaire economie bestonden nog niet. Maar ik wou sowieso niet aan een vervuilende industrie meewerken.

​

Genezingsproces

Na een jaar op die job ben ik gestopt, ik was eigenlijk nog in een genezingsproces. Het was ook heel moeilijk om die balans van medicatie juist te houden én geleidelijk aan afgebouwd te krijgen. Het is een paar keer misgelopen omdat ik het te snel heb afgebouwd om te kunnen functioneren. Zo kwamen er weer hallucinaties, en dat is niet plezant. Dat uitte zich in extreme stress, gespannenheid van het lichaam, angst, en loskoppeling van de realiteit. Gelukkig was mijn zorgnet er en kon ik er op terugvallen. Het heeft in totaal 10 jaar geduurd voor ik er volledig uit ben geraakt.

In die periode ben ik teruggevallen op het ziekenfonds en invaliditeitsuitkering. Ik begon toen te schilderen, wat naast mijn Zen praktijk heel therapeutisch was. Dat heb ik zo’n jaar of vier gedaan.

​
Er zit meer in jou

In die periode organiseerde ik twee tentoonstellingen. Op die tweede tentoonstelling nodigde ik Mic Billet uit, de prof die voor mij een heel belangrijke inspiratie was geweest in mijn studententijd. Hij was een heel sociaal gericht mens, hij was trouwens ook de producer en presentator van Ommekaar op de toenmalige BRT. Hij ondersteunde allerhande initiatieven, hij was écht begaan met de mens, met een zuiver hart, hij heeft een mooie ziel. Tijdens die vernissage sprak hij me aan en zei ‘Bart, ik denk niet dat jij ooit een beroepsschilder zal zijn’. Hij nodigde mij uit voor een lunch. Dat was in het jaar 1995. Hij vond dat ik goed gescoord had in productontwikkeling, en vond het niet goed dat ik de rest van mijn leven zou schilderen. Hij daagde me uit, hij vond dat ik mijn talenten aan het weggooien was.

​

Gevoeligheid voor landmijnenprobleem

Mic wist dat ik heel bekommerd was om de derde wereld, mijn eindproject was het design van een dorsmachine voor subsistentielandbouwers in afgelegen gebieden in Congo. Hij vroeg me welk écht real-world probleem ik zou willen aanpakken. Het landmijnenprobleem kwam spontaan in me op. Ik had juist een documentaire gezien over het toenmalige Handicap International, die goedkope protheses maakten in aangepaste materialen, voor slachtoffers van ongevallen met landmijnen in Cambodja. Hij raadde me aan hiermee verder te gaan: de helft van mijn tijd verder te blijven schilderen, en de andere helft te focussen op het landmijnenprobleem. ‘Pak het probleem aan volgens de design methodologie die je eigen is en zoek een oplossing’.

​
Haalbaarheidsonderzoek

Die oplossing heb ik dan gezocht. Mic ondersteunde mij met middelen die hij hier en daar aan de universiteit kon vinden. Zo ben ik in Mozambique en Angola de landmijnoperaties gaan bezoeken. Daar zag ik dat het grootste probleem de detectie van die tuigen was, een langzaam, gevaarlijk, moeilijk en duur proces. Bovendien waren het gespecialiseerde organisaties die dit uitvoerden, terwijl de dorpelingen dikwijls in vluchtelingenkampen terechtkwamen en daar voor generaties zaten omdat men vreesde dat hun dorpen landmijnen hadden. Ik wou iets doen voor die landbouwers zodat die zelf dat probleem in handen zouden kunnen nemen. Nu waren het buitenlandse firma’s die via ontwikkelingsgelden projecten deden, waardoor het geld uiteindelijk toch weer in het noorden terecht kwam, zonder technologietransfer naar het zuiden.

 

Ik heb een analyse gemaakt, gezocht naar de mogelijke bronnen die daar ter plekke voorradig zijn. Het is aan de hand van een wetenschappelijk artikel van 2 Amerikaans-Joodse onderzoekers die in een labo in New York gerbils (woestijnratten) hebben getraind op de discriminatie van explosieven-geur, dat de puzzel in elkaar viel. Ik had namelijk iets met ratten want tussen mijn tiende en veertiende kweekte ik ratten, hamsters en allerlei andere knaagdieren. Ik verkocht die aan dierenwinkels voor zakgeld, ik wist dat het heel sociale en aangename diertjes waren.

​

Ratten

Na een ontmoeting met Inne ten Have, een Nederlandse productontwikkelaar die me het wetenschappelijk artikel had doorgespeeld, wist ik het zeker: ik zou ratten trainen om landmijnen op te sporen. Ik belde direct naar Mic, die ook razend enthousiast was. Josse Van Steenberge, vorige rector van de universiteit Antwerpen, kwam in de Raad van Bestuur. Josse was bevriend met Reginald Moreels, die toen verantwoordelijk was voor ontwikkelingssamenwerking.

 

Dan is de bal aan het rollen gegaan, en hebben we een onderzoeksbeurs gekregen zodat we hier in Antwerpen met onderzoek zijn begonnen. Ron Verhagen, bioloog, raadde aan met de reuze Afrikaanse hamsterrat te werken. Die dieren leven tot acht jaar en zijn redelijk groot en resistent aan tropische ziektes. Verschillende onderzoeksvragen kwamen naar boven. We dienden te onderzoeken of we ze handtam konden maken. We wisten ook niet of we ze in gevangenschap konden kweken. We hadden er ook geen idee van of die dieren explosieven konden ruiken en of we een geschikt trainingsprotocol gebaseerd op positieve gedragsversterking konden ontwikkelen om ze tot een betrouwbare landmijndetector om te scholen.

​

Verhuis naar Afrika

We hebben een container volgeladen met ons labo en zijn met drie naar de Sokoine universiteit verhuisd. Met de hulp van het Tanzaniaanse leger hebben we 1550 landmijnen gekregen van 14 verschillende types. De overheid gaf ons een stuk grond van 24 hectare in permanente bruikleen, zodat we de ratten ter plekke konden trainen. Zo hebben we het grootste landmijnen testveld in de wereld opgezet, in Tanzania in Morogoro. In 2004 zijn de eerste ratten geaccrediteerd en hebben we ze operationeel ingezet. Vanaf 2007 waren we erkend als een ontmijningsoperator.

 

Je moet je credibiliteit opbouwen, dat duurt jaren. Tegen 2009 hadden we solide cijfers, konden we de kostprijs reduceren van ongeveer 1 dollar per vierkante meter naar 0,30 dollar. Veel van die grote operatoren verlieten Mozambique omdat de interessantste taken gedaan waren, we hebben dan nog op die laatste taken ingezet. We waren de enige operator die uiteindelijk nog overbleef. Door onze efficiënte technologie hebben we 2,5 jaar voordat Mozambique plande mijnenvrij te zijn het land vrij gekregen. We schrijven het jaar 2015.

​

Ontslag bij Apopo

In dat jaar 2015 heb ik ontslag genomen.

Het mijnenvrij krijgen van Mozambique was een belangrijke mijlpaal. Ik vond geen kick meer in het managen van een organisatie. Mijn eerste werknemer en collega Cristophe Cox was daar beter in en ik heb de organisatie in zijn handen gelaten. De organisatie had ondertussen ook een solide bestuur. Er waren ook verschillen over visie: ik wou Apopo financieel volledig duurzaam maken, de raad van bestuur was daar verdeeld over: er waren bestuurders vanuit ontwikkelingssamenwerking, die vonden dat Apopo een NGO diende te zijn. Er waren bestuurders vanuit het bedrijfsleven die vonden dat het zelfstandig moest kunnen zijn.

 

Mijn visie lag ergens in het midden: zorgen dat je commerciële activiteiten ontwikkelt met die ratten, waar je geld mee kan verdienen, zodanig dat je minder afhankelijk bent van subsidies. Ik zag het als een hybride structuur, for-profit én non-profit samen. Toen bestond BCorps (https://bcorporation.net/) nog niet, waarbij je dingen doet omwille van de winst, maar waar je de winst ook inzet om goede dingen verder te kunnen zetten. Ik had hier een business plan voor geschreven, dat is niet door de board of directors geraakt. Op dat moment heb ik afgehaakt. Dat was op zich geen negatieve beslissing, het was ook omdat ik toe was aan iets anders.

​

Zen (2)

En zo kom ik terug tot het Zen verhaal, de zingeving. Zen was voor mij in eerste instantie iets om vanuit mijn kwetsbaarheid tot een functionerend persoon te kunnen komen. In Tanzania had ik een Zen-groep die uitbreidde tot 30 man, het werd een dojo voor Zazen, de zittende meditatiebeoefening. In die dojo deden we retraites, het was een levende gemeenschap. Ik stak mijn Zen-priester zijn niet onder stoelen of banken, dit naarmate mijn operationele impact binnen Apopo minder werd. Ik werd binnen Apopo meer en meer de inspiratie, ik kwam naar buiten om het verhaal te vertellen. Ik heb nooit verzwegen dat ik een Zen monnik was, dat werd stilaan belangrijker. Sommigen binnen APOPO vonden dat ik daar te ver in ging, ergens begrijpelijk omdat APOPO een seculiere organisatie is, maar het leidde me tot de conclusie dat mijn ei gelegd was, uitgebroed, en op eigen benen kon staan, en het zette me uiteindelijk alleen maar aan om het operationele bij APOPO los te laten, en verder mijn eigen weg te gaan.

​

Verwachtingen hoog voor sociaal ondernemers

In 2015 was de tijd gekomen om mij op het Zen gedeelte te focussen. Ondertussen had ik tamelijk wat awards gewonnen: Ashoka fellow, Fellow of the Schwab Foundation to the World Economic Forum, Awardee van the Skoll foundation. Die laatste is de meest prestigieuze in de wereld voor sociaal ondernemerschap. In die zin was ik internationaal bekend, in België minder. Ik was een schoolvoorbeeld van wat sociaal ondernemerschap was. Ik maakte daar handig gebruik van om de welzijnsagenda voor sociaal ondernemers op de kaart te zetten, want daar ging het voor mij eigenlijk wel over. Van sociaal ondernemers wordt ongelooflijk veel verwacht, veel sociaal ondernemers beginnen vanuit een trauma dat ze hebben opgelopen, of op zijn minst vanuit een contrastervaring die ze hebben opgedaan.

​

Burn-outs bij sociaal ondernemers

Ik zag heel veel burn-outs bij sociaal ondernemers, heel veel ongelukkige vormen van leiderschap. Leiderschapscultuur die leek op martelaarschap, opoffering. Dikwijls is het zo dat er veel onverwerkte dingen zitten die dan op een ongelukkige manier naar buiten komen, in niet zo gezonde leiderschapsstijlen. Dit is ook zo in de opofferingscultuur, waar mensen het goede gaan doen in de wereld, dienstbaarheid die komt vanuit onverwerkte trauma’s, i.p.v. vanuit een evenwichtig persoon. Dat is een heel andere situatie. Waarschijnlijk door mijn Zen-praktijk ben ik daar veel gevoeliger voor dan veel andere sociale ondernemers.

 

De druk op sociale ondernemers is ongelooflijk groot. Druk vanuit de donoren, operationele druk, druk vanuit de bestaande systemen die liefst geen verandering zien. 24/7 presteren is de regel, ik had geen privé leven. Constant onderweg, en zowel ik als mijn gezin leden daaronder.  

​

Omarmen van de volledige menselijke conditie

Genieten, even de pauze-knop indrukken is ook een taboe in die wereld. We moeten echter onze volledige menselijke conditie omarmen. Dat geldt ook voor nederigheid, van gewoon mens te kunnen zijn. In onze groep hadden we serieuze feestneuzen, ik heb me daar nooit van afgezonderd. Het is belangrijk om daar als mens te kunnen staan, als deel van het geheel, op gelijk niveau met iedereen. Een onderneming is altijd mensenwerk.

​

Eigen kwaliteiten zien

Ik heb mezelf lang onderschat, de laatste jaren heb ik mijn eigen noden en kwaliteiten beter leren kennen en appreciëren. Daarvoor was dat niet OK, ik denigreerde mijn eigen kwaliteiten. Had iemand anders echter aan het hoofd van de organisatie gestaan, dan was het helemaal anders uitgedraaid. Het is omdat ik mensen empowered heb dat het zo goed draait, en dat mag gezegd worden. Dienend leiderschap, bewust leiderschap, gaat in het algemeen over menselijkheid, over het volledige omarmen van je menselijke conditie. Het potentieel daarvan ook omarmen, en dat potentieel ontwikkelen. Dat geloof in de andere, in het potentieel van de andere, dat kan alleen maar duurzaam overgebracht worden als je je eigen kwaliteiten volledig erkent. Zoniet blijft er iets gewrongen zitten.

​

Ego-loos?

Je hoeft niet uit te pakken met je kwaliteiten, dan is het om zeep, maar je mag je er op zijn minst bewust van zijn. Mijn Zen leraar zegt altijd ‘het is niet de ego-loosheid, het is belangrijk een goed functionerend ego te hebben’. Een staat zonder ego is gekte, totale chaos, zonder enige grens. Terwijl grenzen net noodzakelijk zijn. Het is in de mate dat wij kunnen functioneren als ego, onze noden kunnen (h)erkennen en daar naar luisteren, dat we ook in staat zijn om onze grenzen te zetten. Gedurende de Apopo jaren was ik altijd weg, en ik dacht ‘ik heb een goed inkomen, ik zorg dat het thuis wel in orde is, dan is mijn afwezigheid gecompenseerd’. Daar gaat het uiteraard niet over, ik was emotioneel niet beschikbaar!

​

Luisteren naar eigen noden

Dat is de essentie van mijn verhaal toen. Ik kon mijn eigen grenzen niet afbakenen. Ik luisterde niet naar mijn eigen persoonlijke noden. Ik spreek dan over dingen als voldoende slaap, gezond leven, bewust niet te veel eten en drinken, stoppen met roken (en alle andere soorten van neurotisch gedrag), en voldoende tijd vrij te maken voor mijn gezin. Op een gezonde wijze opkomen voor jezelf, je werkelijke noden, je eigen grenzen leren kennen en afbakenen, dat is een gezond functionerend ego. En daar is niets verkeerd mee. Integendeel.

 

Ik zorg dat ik mijn acht uur slaap heb. Nee, ik doe niet mee aan verplichte zuippartijen na de uren, ik wordt daar geen beter mens van. Dan correspondeer ik aan noden van anderen die compenseren door middel van uitspattingen.

​

Effectief dienend leiderschap

Ik denk dat dienend leiderschap effectief kan zijn als we intimiteit kunnen ontwikkelen met onze werkelijke noden. Dat is essentieel: het is pas in die mate dat we onze eigen menselijkheid écht kunnen erkennen, dat we het ook kunnen zien bij iemand anders, en ook oog krijgen voor het potentieel van die persoon. Ik ben geen ego-loze leider, ik probeer uiteraard niet egoïstisch te zijn. Het ego is uiteindelijk een functioneren van de geest, dat moet correct functioneren, want anders kan je anderen niet onderscheiden van jezelf. In het maatschappelijk werk zijn er zo veel andere ‘leiders’ die zichzelf volledig wegcijferen. Met alle respect voor het werk dat ze doen, maar zonder de eigen noden te erkennen en ernaar te luisteren, wordt dat soort leiderschap een soort martelaarschap dat leidt tot allerhande ongezonde geestelijke toestanden, zoals bvb woedeuitbarstingen. Ik ken eigenlijk niemand, behalve de Dalai Lama of paus Franciscus, die zijn woede niet onder stoelen of banken steekt. En zelfs bij hen lukt het niet altijd om hun woede niet te uiten.

​

Complete menselijke condities

Paus Franciscus is een mooi voorbeeld.  Hij verontschuldigde zich op nieuwjaarsdag voor zijn gedrag de dag daarvoor (https://time.com/5757467/pope-francis-apologizes-slapping-hand-woman/ ). Hij laat zijn menselijkheid totaal zien. Hij wil staan voor liefde, en liefde uit zich in geduld. Het speet hem dat hij niet geduldig was, niet het juiste voorbeeld gaf. Dat kunnen zeggen, die nederigheid hebben, dat doet hem drie rangen stijgen. Het interessante hieraan is dat, moest hij niet zo menselijk zijn, en toelaten om fouten te maken, hij zich ook niet had kunnen excuseren. Dat dubbele is het schone, het speciale hieraan. Dat hangt samen met je menselijkheid volledig omarmen: niet zoeken naar perfectie.

Leiderschap hierin is dat proces van “sorry zeggen” durven aan te gaan. Het is zoveel gemakkelijker om dat niet te doen, om in de onwetendheid te blijven, de waarheid niet te durven zien.

​

Leiderschap is purpose volgen

Het woord leiderschap is nog altijd een vieze term, het is wel het beste wat we hebben. Als het over leiderschap gaat, dan wordt het heel dikwijls totaal verkeerd begrepen. We zien leiderschap bijna automatisch als iets verticaals. Het gaat echter over inspirerend zijn, door te zijn wie we zijn, door het volledig omarmen van onze menselijke conditie. Door dat volledig trachten te ontwikkelen voor onszelf, worden we bijna een soort van trekker voor anderen. Het heeft veel te maken met purpose, onze bestaansreden, die te kunnen blijven doorgronden, bijschaven en ontwikkelen.

De menselijke conditie is één ding, maar uiteindelijk is purpose belangrijk. Dat heeft allemaal met visie te maken, en die moet kunnen blijven evolueren. Alles evolueert, dat is een basisgedachte in het boeddhisme, namelijk dat alles verandert. De term sunyata, wat zo dikwijls als leegte wordt vertaald, bevat echter twee aspecten: 1) de in-permanentie, alles wat bestaat verandert constant, en 2) de onderlinge afhankelijkheid van de dingen, de interconnectiviteit, de samenhang.

​

Misplaatste nederigheid

Wat we nu nodig hebben is leiderschap met ondernemingsdrang en actiedrang om het juiste te doen. Dat heeft weinig met nederigheid te maken, dat heeft veel met moed te maken. Je ziet dikwijls in de katholieke milieus dat nederigheid wordt misbruikt. De misplaatste nederigheid. Laat er nog een laagje stof over vallen zodat we het niet meer moeten zien.  Ik vind het soms beschamend. Dat hangt samen met een verpletterende verantwoordelijkheid van ‘als we maar nederig zijn’…. Wanneer we nederig zijn, dan zitten we zogezegd juist.

 

Avontuur

Een ander aspect van leiderschap is avontuur. Het verwelkomen van het onbekende, van wat nog niet duidelijk is, het durven vernieuwen. Het is aantrekkelijk omdat het een avontuur is, we weten niet wat er gaat gebeuren. Toch hebben we de moed om ervoor te gaan. De spiritual journey is uiteindelijk een avontuur, die inner journey is een avontuur. Dat vraagt moed, geduld, inzet, wijsheid, kwetsbaarheid en mededogen.

​

Moto als uitlaatklep

Rijden met mijn moto is ook een avontuur, maar het is meer dan dat. Ik heb over die moto heel veel gesprekken gehad met mijn geestelijke begeleider. Heb ik die nu nodig of niet? Rijden met de moto kan een ontsnapping zijn, het kan ook iets zijn waarin je jezelf kan uiten en terugvinden. Een mes kan je bijvoorbeeld ook op 2 manieren gebruiken: als iets nuttigs om te snijden, of als een wapen. Een moto kan je dus ook negatief gebruiken, om te vluchten, iets dat je meer wegbrengt van jezelf. Die lijn is heel dun. Ik heb het vele jaren nodig gehad, voor mij was het een manier om met mijn onverwerkt verdriet om te gaan. Om, laat het ons maar agressie noemen, te transformeren en helend te laten werken. Ik had nood aan dat soort van uitlaatklep om de rust en sereniteit te kunnen vinden en zo te kunnen functioneren op de momenten waar dit nodig is.

 

Zonder één of andere uitlaatklep had ik dit niet gekund. Ik heb natuurlijk af en toe wat te snel gereden. Nu ben ik op een punt waarbij ik me afvraag of ik die moto nog nodig heb. Vorig jaar heb ik bijna niet gereden. Ik vraag me dus af of ik die misschien niet moet verkopen. Het blijft natuurlijk een dankbaar voertuig, maar de functie die het had van geestelijk hulpmiddel is zo goed als verdwenen.

​

Transformeren van agressie

Had ik die moto niet gehad, hoe zou ik die agressie dan getransformeerd hebben? Een andere manier om met die agressie om te gaan is verstilling. Ik ben dat nu samen met vzw Touché aan het uitwerken voor gedetineerden. Wat voor mij daar vooral interessant in is, is dat verstilling op zich, met niets anders erbij, een onvoldoende manier is, net zoals het fysiek uiten en kanaliseren van agressie onvoldoende is. Ik denk dat er verschillende dingen nodig zijn om agressie te transformeren: gesprekken, fysieke uitingen, verstilling, en lichaam en geest samen brengen via meditatie.

Agressie moet wel degelijk verwerkt worden, met de nadruk op moet. Agressie vindt toch zijn weg. We worden pas volledig mens door onze agressie te leren zien en er mee klaar te komen.

​

Niet alleen verstilling

Verstilling op zich is onvoldoende voor mij. Als ik terugkijk naar intensieve meditatietrainingen, dan merk ik dat die behoorlijk wat kwaadheid naar boven kunnen laten komen. Het is niet omdat het meditatie is, dat je er automatisch kalm en rustig van wordt.

De eerste jaren dat ik Zen beoefende was dat vooral een therapeutische aanpak om mijn neurotransmitters terug in balans te krijgen, mijn lichaam te leren voelen, mijn geest en mijn lichaam samen in harmonie te brengen. In het begin mocht ik trouwens niet te lang mediteren, ik deed dat wel regelmatig, maar nooit te lang. Er waren momenten dat mediteren beangstigend werd, té veel werd. Gedoseerd toelaten dus.

​

It ain’t what you do

Op 1 januari 2015 heb ik ontslag genomen bij Apopo. 2 januari heb ik You Be Well geregistreerd, een zelfstandige praktijk, met een wens voor welzijn, zowel voor mezelf en anderen, goed beseffende wat ik met de ratten had neergezet. Ik kreeg bevestiging van overal, maar zelf was ik niet voldaan. En dat is het dus: it ain’t what you do, it’s the way that you do it. Zo krijg je goed resultaat.

Ik had dus iets van, wat ik ook doe in de wereld, het wat is minder belangrijk dan de manier waarop ik het doe.

 

Heldencultuur

Er waren een tiental sociale ondernemers binnen de gekende netwerken van sociaal ondernemers. We hadden zelfhulpgroepjes opgericht om met de druk om te kunnen gaan: wat wordt er van ons verwacht, hoe blijf je daar mens in, in dat soort van tornado? Een van ons, Aaron Pereira (medeoprichter van CanadaHelps, de grootste NGO in Canada), had na een burn-out een sabbatical van een 7 jaar ingelast waarbij hij allerlei innerlijk werk en verschillende spirituele praktijken heeft gedaan en allerlei therapieën heeft gevolgd.

Hij was naar Ashoka terug gegaan met de boodschap dat hij de Ashoka fellow titel niet meer wou. Een van de criteria is namelijk bezeten te zijn door je vernieuwing. Aaron vond dat hij er helemaal niet meer door bezeten was.  Hij wilde een cultuur van mededogen creëren in dat hele sociale ondernemerschap.

​

It ain’t what you do (2)

Om tot een duurzaam resultaat te komen is het belangrijk, hét belangrijkste, te kijken naar de manier waarop. Heel veel activisme start vanuit haat, daar geraak je echter nergens mee. Een gelijkaardig iets zoals bij het activisme zie je ook in het sociaal ondernemerschap.

Het komt te veel vanuit een militaristische plicht, wat innerlijke worstelingen creëert, een cultuur van het vasthouden aan ‘het is mijn idee’, terwijl ideeën er zijn om gedeeld te worden. We hebben al de ideeën nodig, de combinatie ervan. Tegelijkertijd waren er veel mensen die afhaakten, op allerlei mogelijk manieren: uit hun organisatie gekeild, zelf ontslag genomen. Voor veel mensen was dat effectief een strijd wanneer ze door hun raad van bestuur aan de kant zijn gezet. Een levenswerk aangevat, een organisatie groot gemaakt, en vervolgens afgedankt worden...

​

Cultuur van mededogen

Aaron had de idee om de cultuur van het sociaal ondernemerschap, de harde heldencultuur, om te vormen naar een cultuur met meer mededogen. Met meer zorg voor het individu, de mens centraal stellen. Toen ik hem in juli 2015 ontmoette ging hij, met behulp van zijn eerste experimentele model, een traject aanvatten met een eerste cohort van sociale ondernemers.

Ik deelde zo sterk zijn visie dat ik hem vroeg hoe ik hem kon helpen, in plaats van zelf een ander project op te starten. We zaten direct op dezelfde golflengte.

​

Terug prestatiegericht bezig

Ik heb dan vier jaar, tot begin 2019, met hem meegewerkt. Op dat moment was het Wellbeing Project groot geworden. Het was een grote groep mensen geworden die daarbij betrokken waren, meer dan 200 organisaties. Toen kreeg ik de kans om zelf deelnemer te worden. Ik wou het doen omdat ik bij mezelf merkte dat ik in dezelfde vallen aan het lopen was, zoals bij Apopo. Ik was mezelf weer aan het voorbij hollen. Ik was terug prestatiegericht bezig, het was terug over wat ik deed en niet over hoe ik het deed. Die neiging is er sowieso bij mij. Dat is ook typisch voor sociale ondernemers, wij identificeren ons met wat we doen, in plaats van met wie we zijn. En hoe we de dingen doen, toont natuurlijk ‘wie we zijn’. Terwijl het ‘wat we doen’ niet noodzakelijk staat voor ‘wie we zijn’.

​

Zelf ingestapt in Wellbeing project

Het was dus terug een weg naar binnen, een weg van zelfontdekking, exploratie. Waarom zijn de dingen zoals ze zijn?  Waarom sta ik op dergelijke manier in de maatschappij? Waarom ik dit soort van stijl ontwikkel? Veel van die processen zijn onbewust, ik probeer die nu bewuster aan te pakken. Zo ben ik niet alleen mijn eigen toekomst vorm aan het geven, maar ook via mijn nieuw initiatief ‘La Grande Terre’. Diezelfde aanpak, om dat veel breder én begrijpelijk uit te dragen, en niet alleen bij sociale ondernemers. Ik zie dergelijke nood naar een innerlijke transformatie bij bijna alle actoren in de maatschappij. Die nood is heel sterk, niet alleen bij ondernemers, maar ook bij verpleegkundigen, leraren, sociale activisten, artiesten, politici, en uiteraard bedrijfsleiders. Mensen die purpose driven zijn, hebben een groot risico op burn-out. Heel veel onder hen, zoals bijvoorbeeld mensen in de zorgsector, laten geen hulp toe. Het vraagt moed om die zorg te kunnen ontvangen.

​

Persoonlijke mythologie

We gebruiken verschillende werkvormen, zoals bvb het kijken naar onze persoonlijke mythologie. Dat is een hele interessante, de mythes die we voor onszelf maken, die op een bepaald stadium in ons leven zin hebben om te kunnen overleven. 40 jaar later vormen die alleen maar een hindernis om goed te kunnen functioneren. In mijn geval, met mijn achtergrond, zorgen voor de ander, was mijn mythe ‘dienstbaar zijn om te kunnen overleven’. Door er met veel verbeelding en droomkracht aan te werken heb ik het kunnen transformeren tot ‘naar mijn eigen noden luisteren om anderen beter te kunnen dienen’. Voor mij was die nieuwe benadering heel cruciaal, ik voel echt een kentering. In mijn geestelijk leven heeft dit gezorgd voor de grootste doorbraak.

 

Daar moet je dan dertig jaar voor op een kussen zitten 😉 om daartoe te komen. Het is zelfs niet door dat kussen dat ik daartoe gekomen ben. Dat kussen heeft me uiteraard rijp gemaakt om die transformatie te kunnen maken, dat maakt er deel van uit. Het is wel frappant dat het diepe inzicht vanuit een andere hoek komt.

​

Meditatie alleen is niet voldoende

Het bevestigt het verhaal dat er naast het zitten en body-mind awareness ook nog nood is aan veel andere dingen. Verstilling alleen is niet voldoende, het is cruciaal, en daarnaast is er ook een vertrouwelijk gesprek, begeleiding, ondersteuning, een therapeutische aanpak nodig om vooruitgang te kunnen maken.

​

Spiritual bypassing

Er komt namelijk een nieuwe reeks burn-outs aan, die is al bezig, van mensen die alleen maar bezig zijn met die body-mind, de mensen die aan spiritual bypassing doen. Door je enkel op meditatie te richten kan je ook burn-outs krijgen, of psychoses. Er moet een grondervaring zijn zegt professor Luc Bouckaert, anders is het esoterie. Dat gevaar is reëel. Er zijn tamelijk veel niet-gegronde praktijken die mensen niet noodzakelijk weerbaarder maakt. Ik ken enkele Zen-monniken die ook in burn-out zitten. Ook aan Zen monniken is niets des mensen vreemd. Ik ben er van doordrongen dat er ook een ‘zorg voor elkaar’, vertrouwelijke gesprekken, nodig zijn. Het creëren van een veilige omgeving waarin we ons kunnen openen voor onze kwetsbaarheid, waar we die kunnen delen, meedelen. Het is genezend, helend, om in vertrouwen dingen met mekaar te kunnen delen.

​

Elkaar dragen

Goede zorg, het dragen van elkaar, dat klinkt misschien oubollig, die idee van dienstbaarheid, échte dienstbaarheid. Ook omdat we het zelf nodig hebben, en daar is niets fout mee. We hebben het nodig om dienstbaar te zijn voor anderen, om zelf gelukkig te kunnen zijn. Dat vind je trouwens ook in het boeddhisme. de eerste paramita is generositeit, geven, vrijgevigheid. Het geven van onze aandacht, van onze tijd, onze energie, het inzetten voor anderen. Dat is het beste tegengif voor egoïsme.

​

​

​

©2020 by Franky De Cooman, Mensj.  Met de gewaardeerde taalkundige hulp van Mieke De Pril, Hilde Van der Vurst en Godfried Ghijsels.

​

​

  • LinkedIn Social Icon
  • Facebook
  • Twitter
bottom of page